Samengesteld door Dierenarts Valérie Bavegems,
Vakgroep Geneeskunde en Klinische Biologie van de Kleine Huisdieren,

Faculteit Diergeneeskunde, Merelbeke, België, in samenwerking met
Drs. Mariëtte Vink-Nooteboom, dierenarts-specialist veterinaire radiologie,

Veterinair specialistisch centrum "De Wagenrenk", Wageningen, Nederland.


De hart-echo en kleurendopplertest bij een Cavalier, ter beoordeling van de mitralisklep, verloopt in verschillende stappen.

In een eerste fase worden de gegevens van de hond verzameld: een kopie van de stamboom, het gewicht van de hond en controle van de identificatie (chip).
Sommige onderzoekers zullen hierna de hond ausculteren (facultatief): grondige auscultatie met registratie hartfrequentie en eventuele aanwezigheid van een bijgeruis. Indien bijgeruis aanwezig: bepalen graad (dit is de “luidheid” van het bijgeruis, op een schaal van 1 tot 6) en de klep waar het bijgeruis het sterkst te horen is.

In een tweede fase wordt de hond eventueel geschoren ter hoogte van het rechter (en eventueel linker) oksel, afhankelijk van de onderzoeker. De hond wordt dan op de rechter zijde neergelegd, met het oksel boven een inkeping in de echotafel. Dit is nodig omdat, voor een goede beeldvorming, van onderaf gewerkt moet worden. Eventueel worden de ECG-kabels ook bevestigd aan de pootjes van de hond.
Vanuit deze positie worden een aantal standaard doorsneden –zowel dwars als overlangs- door het hart heen gemaakt, zodat wanddiktes en diameters van boezems en kamers opgemeten kunnen worden. Deze worden dan later vergeleken met referentiewaarden per gewicht.

In een derde fase wordt een overlangse doorsnede gemaakt door het hart heen, en wordt de mitralisklep in detail bekeken, zodat deze kan beoordeeld worden op al dan niet doorbuigen of prolaberen van de klepdelen en verdikking van de klepdelen. Daarin bestaan een aantal gradaties (gedefinieerd aan de hand van een tekening – zie lager) die mede de uiteindelijke beoordeling van de hond gaan beïnvloeden:
o    Geen significante afwijkingen ter hoogte van de mitralisklep
o    Borderline prolaps: kleppen komen recht, maar buigen niet door tot over de P-lijn
o    Milde prolaps: kleppen buigen gering door over P-lijn, tot maximum halverwege tussen P- en T-lijn
o    Matige prolaps: kleppen prolaberen  tot hoogte van T-lijn
o    Erge prolaps: kleppen prolaberen tot voorbij T-lijn
o    Verdikking klepdelen (mild – matig - erg)

In deze derde fase wordt ook eventuele regurgitatie over de mitralisklep opgespoord en beoordeeld door middel van kleurendoppler. Regurgitatie is het teruglekken van bloed door de mitralisklep, naar de linker boezem, ten gevolge van het slecht sluiten van de klepdelen. Eventueel wordt de hond ook op de linkerzijde gelegd om de regurgitatie verder te beoordelen. 

In een vierde fase worden alle metingen en resultaten bekeken, en wordt een klasse (A tot en met E)
toegekend aan de hond. Het belangrijkste criterium is de beoordeling van de klep en de mate van prolaps.

o    “Klasse A: geen afwijkingen”: enkel indien geen enkele significante afwijking gevonden wordt thv de
      mitralisklep en geen/fysiologische regurgitatie – alle diktes en diameters bevinden zich binnen de
      normaalwaarden, de linker boezem is niet gedilateerd
o    “Klasse B: minimale afwijkingen”: bij borderline prolaps van de mitralisklep en geen/fysiologische
       regurgitatie – alle diktes en diameters bevinden zich binnen de normaalwaarden, de linker boezem
       is niet gedilateerd
o    “Klasse C: milde afwijkingen”: bij milde prolaps en/of milde verdikking mitralisklep en/of milde   
       mitralisklepregurgitatie – alle diktes en diameters bevinden zich binnen de normaalwaarden, de    
       linker boezem is niet gedilateerd
o    “Klasse D: matige afwijkingen”: bij matige prolaps en/of matige verdikking mitralisklep en/of    
       matige mitralisklepregurgitatie – de linker boezem is mild tot matig gedilateerd
o    “Klasse E: ernstige afwijkingen”: bij erge prolaps en/of erge verdikking en/of ernstige    
       mitralisklepregurgitatie – de linker boezem is sterk gedilateerd

 Het fokadvies met betrekking tot hartruis bij de Cavalier is vastgelegd in het Verenigings Fokreglement, art. 4.2.2.:

De eerste controle op hartruis na de leeftijd van 1 jaar behoort een hartecho-onderzoek te zijn.
Elk potentieel fokdier met een leeftijd van minder dan 5 jaar met een hartruis wordt uitgesloten voor de fok, tenzij er met een hartecho uitgevoerd door een veterinair cardioloog  of radioloog (hetzij met Nederlandse registratie hetzij Europees/Amerikaans geregistreerd) wordt aangetoond dat de hartruis het gevolg is van een niet erfelijke hartaandoening. Dieren met een hartruis ontstaan op of na de leeftijd van vijf jaar worden niet uitgesloten voor de fok, mits ze na de leeftijd van 4 jaar minstens 1 maal zijn gecontroleerd en hartruisvrij zijn bevonden door een gediplomeerd veterinair internist of veterinair cardioloog (hetzij met Nederlandse registratie hetzij Europees/Amerikaans geregistreerd) of een dierenarts welke geschikt is bevonden door de CCN.